Pixabay | Kranich17

Klimaathorizon 2040: vergezichten versus Vlaamse kramp

Pixabay | Kranich17

Netto -90% is een bescheiden verhoging van de ambities. Een verderzetting van het huidige beleid zou ons immers doen landen op -88%. 

De Europese Commissie beveelt aan om tegen 2040 de uitstoot met netto 90% te verlagen. Deze ambitieverhoging is beperkt en niet bindend, maar het is toch een historisch moment: de stippellijn naar klimaatneutraliteit krijgt vorm. Maar Vlaanderen lust geen vergezichten. Onze regering duwt deze discussie liefst voor onbepaalde duur in een diepvries. Ondertussen zaagt ze met ongekende gretigheid aan het draagvlak voor klimaatpolitiek.

De Commissie koerst richting 2040

De Europese Commissie presenteerde dinsdag haar voorstel inzake de Europese klimaatdoelstelling voor 2040. De Commissie stelt voor om naar een emissiereductie te gaan van 90% tegenover 1990. Dat is een netto percentage, dus na aftrek van alle ‘negatieve’ uitstoot (denk bijvoorbeeld aan bossen die CO2 opslorpen). 

Het betreft nog geen wetgeving, wel een uitgebreide 'impactanalyse' en een mededeling waarin de Commissie haar voorkeuren uiteenzet. Een wetgevend voorstel, dat de Raad en het Europees Parlement dan moeten goedkeuren, volgt pas in de volgende legislatuur. De Commissie opent dus het debat. 

Beperkte bijsturing 

Netto -90% is een bescheiden verhoging van de ambities. Een verderzetting van het huidige beleid zou ons immers doen landen op -88%. De Commissie blijft zo nipt binnen de bandbreedte die was voorgeschreven door de European Scientific Advisory Board on Climate Change (ESABCC). 

Deze adviesraad vroeg om de uitstoot te reduceren met minstens 90-95% tegen 2040. Deze conclusie is een afweging tussen wat haalbaar en rechtvaardig is. De Raad stelde vast dat het Europese koolstofbudget eigenlijk al was opgesoupeerd, hoe je het ook draait of keert, en dat de EU dus naar de bovenste band van het 'technisch haalbare' traject, zijnde 90 tot 95%, moet mikken.

De keuze voor 90% verschuift een groter deel van de inspanning naar de periode 2040-2050. De Commissie gaf nochtans zelf aan dat ‘frontloading’, het zo vroeg mogelijk realiseren van de uitstootreducties, belangrijke voordelen heeft. Niet alleen op vlak van klimaat, maar ook op vlak van energiekosten (m.n. fossiele import) en ‘nevenvoordelen’ (luchtkwaliteit, gezondheid, …). Eenzelfde pleidooi weerklonk ook al bij het IPCC, de ECB, het IMF, … . Ook bij 90% blijven de voordelen wel aanzienlijk: we besparen tot 2050 in totaal 2800 miljard aan fossiele brandstofkosten, reduceren tegen 2040 het jaarlijks aantal sterfgevallen door luchtvervuiling met 250000 en vermijden meer dan 1000 miljard euro gezondheidskosten per jaar. 

De Commissie schrapte bovendien een specifieke doelstelling voor de landbouwsector (-30% methaanuitstoot in vergelijking met 2015). Ze slikte deze aanbeveling op het laatste nippertje in, blijkbaar pas begin deze week, als contraproductieve knieval voor de protesterende boeren. 

Ook op het maatschappelijk/technologisch scenario dat resulteert in deze 90% valt het een en ander af te dingen. De Commissie rekent op de doorbraak van onbewezen technologieën, zoals een onrealistische hoeveelheid ‘direct air capture’, en op grote hoeveelheden Carbon Capture & Storage in plaats van een totale uitfasering van fossiele brandstoffen. 

De Vlaamse regering oppert dat ‘innovatieve oplossingen’ later misschien goedkoper worden. Dat botst met alle analyses op vlak van kosten/baten én met het indammen van klimaatrisico’s. Gokken op toekomstige meevallers valt daarmee niet te verzoenen. 

Duidelijkheid en sturing

Dat alles gezegd zijnde: deze communicatie blijft een mijlpaal. Op het internationale toneel voegen we de daad bij het woord, gezien de EU elke COP weer pleit voor concrete engagementen in lijn met anderhalve graad. Maar ook ‘intern’ is klaarheid over de tussenstappen naar klimaatneutraliteit essentieel. 

Zo kunnen we nú reeds de juiste beleidshefbomen en investeringskeuzes te maken en voorbereiden, minimaliseren we sunk costs en lock-ins, bieden we investeringszekerheid, en weten huishoudens, werknemers en bedrijven waar ze aan toe zijn. 

Duidelijke targets, die met hun 16-jarige vooruitblik ondertussen over de middellange termijn gaan, zorgen dat we zowel de nodige infrastructuur kunnen plannen, maar ook dat we proactief kunnen nadenken over sociale omkadering en de financiering van deze transformatieve omslag. 

Om al deze redenen was deze stap richting 2040 trouwens reeds ingebakken in de Europese Klimaatwet. De Klimaatwet verplichtte de Commissie om ten laatste zes maanden na COP28 te komen met haar aanbevelingen. 

Vlaams cynisme

Dat brengt ons helaas bij de Vlaamse reactie op deze doelstelling. Vooroplopend op een Belgisch standpunt, diende Vlaanderen reeds vorige zomer een opinie in bij de Commissie. 

In deze tekst, en in de nog forsere perscommunicatie van minister Demir die er zowel toen als nu op volgde, verwerpt Vlaanderen de premisse van deze discussie: “De tijden zijn moeilijk, dus tot nader order mag 2040 terug in de lade.” Vlaanderen laat de dingen liever op zijn beloop.  Deze houding botst niet alleen met de hele internationale klimaatarchitectuur, maar ook met elke notie van vooruitziend beleid. Verkiezen we dan stuurloos aanmodderen? 

In omfloerste taal pleit de Vlaamse regering ook voor ‘backloading’ van de inspanningen, door te opperen dat ‘innovatieve oplossingen’ later misschien tegen een betere prijs beschikbaar zijn. Dat botst met alle analyses op vlak van kosten/baten én met het indammen van klimaatrisico’s. Gokken op toekomstige meevallers valt daarmee niet te verzoenen. 

Maar bovenal verzet Vlaanderen zich tegen verdere klimaatinspanningen én tegen de sturende rol van het Europese niveau. Volgens minister Demir ‘dendert de Commissie verder’, vol ‘blinde ambitie’ en met een ‘onbegrijpelijk en onhaalbaar opbod’. De Vlaamse regering vraagt dat lidstaten zelf ‘bottom-up’ hun doelstellingen bepalen, en vindt nieuwe Europese solidariteitsmechanismen uit den boze. Tijdens de hoorzittingen over de Klimaatzaak zwaaiden alle regeringspartijen nochtans met het belang van Europese samenwerking en Europese afspraken, die nu plots doorkruist zouden worden door een oekaze van de nationale rechters. 

Het is een cynische houding. De regering zaagt met ongekende gretigheid aan het draagvlak voor zowel het Europese als het eigen beleid, en gebruikt de resulterende onvrede vervolgens om de legitimiteit van klimaatpolitiek verder in twijfel te trekken. Ze hypothekeert zo het pad naar een ingrijpende, goed gecoördineerde en sociaal rechtvaardige transitie.