De betonstop ging onderuit. Laat dat een kans zijn voor de volgende regering om het beter te doen

Deze Vlaamse regering is er niet in geslaagd om het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen en de daarbij horende decreten goedgekeurd te krijgen. Heel de zaak wordt doorgeschoven naar de volgende regering. Dat aanmodderen is een slechte zaak: ondertussen wordt er volop voortgebouwd op slecht gelegen plaatsen. Maar het biedt voor de volgende regering ook de kans om beter te doen. In de eerste plaats door de voorgestelde aanpassingen aan de planschadevergoeding bij te sturen, zodat een betere ruimtelijke ordening haalbaar en vooral betaalbaar blijft voor de overheid. En in de tweede plaats door de ambitie om tot een bouwshift te komen sneller waar te maken dan in 2040. 

De vier decreten die de Raad van State buisde:

1) Te dure planschade

De doorschuifoperatie komt er omdat de Raad van State heel wat juridische opmerkingen had bij vier decreten die samenhangen met het Beleidsplan Ruimte. Het gaat in de eerste plaats om het zogenaamde instrumentendecreet, dat bestaande ruimtelijke ordeningsinstrumenten aanpast en nieuwe in het leven roept. Een van die instrumenten is de planschade: de schadevergoeding die de overheid moet betalen aan de eigenaar als een bouwgrond omgezet wordt naar open ruimte. 

Met dit decreet wou de Vlaamse regering die schadevergoeding optrekken van 80 procent van de waardevermindering, berekend op de aankoopprijs, tot 100 procent van de actuele marktwaarde. Zo wil de regering de betonstop beter verteerbaar maken voor eigenaars. Een billijke vergoeding voor eigenaars is nodig, maar door 100 procent van de marktwaarde te betalen, wordt een betere ruimtelijke ordening onbetaalbaar. Omdat bouwgronden vaak veel meer waard zijn dan toen ze werden aangekocht, zal de rekening voor de overheid enkele miljarden hoger liggen. Dat geld is er niet.

Bond Beter Leefmilieu stelt voor om als schadevergoeding de volledige aankoopprijs terug te betalen, geïndexeerd naar prijzen van vandaag. Dat zal in de meeste gevallen een stuk minder zijn dan de huidige marktwaarde, maar zo krijgen eigenaars hun geld wel volledig terug. Zo voorkom je ook dat speculanten worden beloond. En voor overheden blijft het haalbaar en betaalbaar om open ruimte te beschermen.

2) De boskaart is geen kaart meer

Vele bossen in Vlaanderen zijn niet gelegen in een groene bestemming op het gewestplan, maar wel in woongebied of industriezone. Deze zonevreemde bossen kunnen mits een vergunning en compensatie gekapt worden. Om de verdere achteruitgang van het bosareaal in Vlaanderen te voorkomen, werd in 2017 de boskaart opgemaakt, om de ‘toplaag’ van zonevreemde bossen te beschermen. 

Na protest van eigenaars tegen de te beperkte schadevergoeding voor hun bouwgrond, werd de kaart snel ingetrokken. In een tweede decreet werd een nieuwe regeling goedgekeurd. De boskaart is geen kaart meer - in de plaats worden de criteria om een vergunning tot ontbossing te krijgen lichtjes verstrengd. Voor de meest waardevolle bossen moet voortaan rechtstreeks toestemming gevraagd worden bij de regering. Waardoor ook dit probleem handig wordt vooruitgeschoven naar volgende regeringen. Ook bij dit decreet heeft de Raad van State heel wat bedenkingen, en moet het dus aangepast worden.

3) De woonuitbreidingsgebieden

Een volgend decreet waar de Raad van State kritiek op heeft, is dat van de woonuitbreidingsgebieden. Dat zijn reservegebieden voor woningbouw, die we echter niet nodig hebben om de verwachte bevolkingsgroei op te vangen. Door die reservegebieden verder te verkavelen, maken we de ruimtelijke verrommeling groter.  

In het nieuwe decreet worden de criteria om woonuitbreidingsgebieden te verkavelen een beetje aangescherpt. Toch blijven de mogelijkheden om woonreservegebieden te bebouwen zeer ruim. Een lichtpunt is wel dat de Vlaamse overheid de planschadevergoedingen overneemt van de lokale besturen, als er een herbestemming naar open ruimte komt. Maar ook dit decreet moet herwerkt worden om aan de kritiek van de Raad van State tegemoet te komen. 

4) De inplanting van windmolens

Het vierde decreet gaat over de inplanting van windmolens. Dit decreet voorziet dat een groene bestemming (natuur, parkgebied,...) geen weigeringsgrond is voor een vergunning voor een windmolen. Vanuit de milieubeweging zijn we hierover niet enthousiast. Het dreigt de ruimtelijke wanorde groter te maken en het draagvlak voor nieuwe windmolens verder onderuit te halen. 

Een model zoals in Eeklo biedt meer perspectief: een planmatige aanpak waarbij bewoners mee kunnen beslissen waar windmolens komen, om ze vervolgens de mogelijkheid te bieden om financieel te participeren in de uitbating ervan. Zo zorg je tegelijk voor meer windmolens en een groter maatschappelijk draagvlak.

De kans: vervroeg de betonstop naar 2030

En tot slot is er het Beleidsplan Ruimte zelf. De huidige Vlaamse regering slaagde er tijdens haar superministerraad in de zomer enkel in om de strategische visie van dat Beleidsplan goed te keuren. De goede intenties zeg maar. De bijhorende actieprogramma’s, veel belangrijker om op het terrein iets te veranderen, raakten niet goedgekeurd. 

Ook hier ligt een kans voor de volgende regering. Die kan de timing om tot een echte bouwshift te komen vervroegen van 2040 naar 2030. Zodat we echt werk maken van het bouwen in stads- en dorpscentra en niet langer overal open ruimte innemen. Belangrijke voorwaarde is dan wel dat niet gewacht wordt tot het laatste jaar van de legislatuur om met nieuwe decreten en beleidsmaatregelen te komen. Want anders dreigt alles opnieuw strop te lopen. 

Bouwshift

Meer over Bouwshift