Om het Albertkanaal aan te leggen moest men letterlijk en figuurlijk bergen verzetten, zoals dit archiefbeled van het Plateau van Caestert te zien is.

Been there, done that: 3 hoopgevende industriële transities uit het verleden

Om het Albertkanaal aan te leggen moest men letterlijk en figuurlijk bergen verzetten, zoals dit archiefbeled van het Plateau van Caestert te zien is.

Wat deze voorbeelden gemeen hebben: een goede analyse van wat op dat moment misging, het formuleren van een concreet doel en het aanhouden van een standvastige aanpak.

Eén van de uitdagingen voor de komende legislatuur is het realiseren van de industrietransitie in dit decennium. Dat betekent: een industrieel beleid dat op alle maatschappelijke domeinen tegelijk een lans kan breken: van decarbonisatie, milieuvervuiling, infrastructuur, werknemers en skills, governance en noem maar op. Niet niks, maar ook niet onmogelijk. In het recente verleden wasten we landelijk en gewestelijk gelijkaardige varkentjes — en die zijn erg proper nu.

Wie herinnert zich de Derde Industriële Vlaamse Revolutie (DIRV) van Gaston Geens uit de jaren 80, de expansiewet van Gaston Eyskens uit de jaren 60 of de aanleg van het Albertkanaal in de jaren 30? Stuk voor stuk zijn het grootschalige omwentelingen, gedreven door industriebeleid, die vandaag nog steeds vrucht dragen! 

De huidige lichting captains of industry en beleidsmakers zit te staren in het ijle en wacht op inspirerende voorbeelden voor haar industriebeleid. Ze zou beter een blik over haar schouder werpen. Wat leren deze drie voorbeelden van geslaagde industriële transities ons?

Bouw Albertkanaal in de jaren ‘30

Het Albertkanaal verbindt Luik met Antwerpen en de Maas en de Schelde. Het is de belangrijkste vaarroute van ons land, een sterke economische levensader en bron van ons drinkwater. Het kanaal werd op 9 jaar tijd, tussen 1930 en 1939, gebouwd met graafmachines, maar ook met de handkracht van 12.000 arbeiders. De werkzaamheden kostten toen zo’n 2 miljard Belgische frank, wat neerkwam op 2% van de totale overheidsuitgaven gedurende tien jaar. En niet voor niets: er passeert al sinds de jaren 60 meer dan 40 miljoen ton goederen per jaar, wat heel wat industriële bedrijvigheid naar de oevers en kaaimuren van de 127 kilometer lange waterweg aanzoog. Denk aan de clusters in Geel, Herentals, Tessenderlo en Genk. 

De ontwikkeling van het kanaal kende een lange aanloop. In 1910 werden de eerste plannen gesmeed om Luik met Antwerpen te verbinden. Op 1 maart 1927 werd via Koninklijk Besluit een 'nationale commissie van grootschalige werken’ opgericht, verbonden aan een fonds om grote werken te bekostigen. Niet veel later werd dan — na een reeks adviezen en commissies — gekozen voor een traject en keurde de kamer op 13 juli 1927 de aanleg van het traject Luik-Antwerpen goed. Intussen is de toegevoegde waarde van het Albertkanaal amper in te schatten: chemische clusters, de helft van het watergebonden transport van Vlaanderen, de interconnectie met Duitsland... stuk voor stuk onschatbare troeven.

Farma-industrie in België is wereldwijde koploper

Pfizer, Purna en Novartis in Puurs, Janssen Pharmaceutica (Johnson & Johnson) in Beerse en GlaxoSmithKline in Rixensart. Vandaag is de farmasector één van de belangrijkste strategische sectoren van België met zo’n 30.000 werknemers en een omzet van 25 miljard euro. Bovendien kent sinds de coronacrisis de hele wereld België als vaccinatieland. Net zoals de farma-industrie in België eind de jaren ‘40 eerst penicilline en in de jaren 60 het poliovaccin in productie bracht, investeerden de grote concerns nu massaal in capaciteit en productielijnen om corona te bestrijden. Opnieuw met succes. Is het toeval dat deze bedrijven zo hard verankerd zijn in België? Of zat daar een strategisch plan achter? 

Deze ontwikkeling is uiteraard geen natuurwet of toeval, maar het resultaat van doordacht industriebeleid. Doordat België in de naoorlogse heropbouw ferm wat Marshallfondsen ïnvesteerde in de petrochemie, volgden heel wat bijkomstige en ook private investeringen in onderzoek en ontwikkeling, waardoor Belgische laboratoria honderden multidisciplinaire onderzoekers aantrokken. Na de zware economische recessie van de jaren 60, moest de Eenheidswet van Gaston Eyskens een aantrekkelijk investeringsklimaat creëren om de tewerkstelling te garanderen. Deze gecombineerde maatregelen – infrastructuur, knowhow en economische stimuli – vond de farma haar bedje gespreid om zich in België te nestelen. Waarom zouden we dit niet kunnen doen voor de ontwikkeling van windmolens, zonnepanelen, halfgeleiders en andere cruciale technologieën?

Een noodzakelijke kanttekening is natuurlijk dat vandaag de O&O-steun richting de farma heel ontransparant gebeurt. Het Rekenhof analyseerde in 2021 dat de industrie wel erg vrij is om zelf te definiëren wat “onderzoek en ontwikkeling” inhoudt, welke doelstellingen hieraan verbonden zijn en hoe doeltreffend de resultaten dienen te zijn. Een aanmaning om toekomstige O&O-steun duidelijk te koppelen aan vergroeningsvoorwaarden. 

De derde industriële revolutie onder Geens

Een recenter voorbeeld is de ‘Derde Industriële Revolutie Vlaanderen’ (DIRV). Deze werd  in 1982 door Gaston Geens gelanceerd om Vlaanderen klaar te stomen voor nieuwe technologieën en nieuwe buitenlandse investeringen van hoogtechnologische bedrijven naar Vlaanderen te lokken. Opnieuw was dit een antwoord op economische moeilijkheden, zoals de sluiting van de verouderde staal- en ontginningsindustrieën. Uit schoot van de DIRV zouden onder meer het beurscomplex Flanders Expo, micro-elektronica-en-nanotech-ontwikkelingshub IMEC, het Vlaams Instituut voor Biotechnologie en Telenet kruipen. In 1985 werd met de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen een adviserend overlegplatform opgericht.

België zette zich met Imec op de internationale kaart en het is vandaag nog een van de paradepaardjes van ons land. Het is nu tijd om dat kunstje te herhalen. Het laatste Flanders Technology Festival kon de grootse ambities echter niet waarmaken, laat staan de industrie omtoveren tot een 21e-eeuwse competitieve en klimaatneutrale nijverheid. Tijd voor een nieuwe wind! 

Industrieel beleid was nooit dichterbij

Wat deze voorbeelden gemeen hebben: een goede analyse van wat op dat moment misging, het formuleren van een concreet doel en het aanhouden van een standvastige aanpak. Vandaag confronteren we gelijkaardige omstandigheden: de klimaattransitie en de transformatie van industriële sectoren moet komende legislatuur definitief uitgetekend worden. Onze energie-infrastructuur moeten fors uitgebouwd worden, er moet een duidelijk financieel plaatje zijn met voorwaarden en in een maatschappelijke balans en bovendien moet het paniekverhaal dringend omgebogen worden in een narratief van opportuniteiten. Als we onze industrieën in het verleden groot maakten, kunnen we dat vandaag ook.